Naar inhoud springen

Kromhout (bedrijf)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Bord bij de Kromhoutfabriek aan het IJ, Amsterdam-Noord
Bioscoopjournaal uit augustus 1931. Deelnemers aan de vakantiecursus van de binnenvaart bezoeken Kromhout's Motoren Fabriek te Amsterdam.
Werknemersvergadering: de Kromhout ging een jaar later dicht, 1969
De werf Kromhout, gezien vanaf de overkant van de Nieuwe Vaart 1988
Fabriekshal van Kromhout aan het IJ, nu evenementenhal en restaurant
Museumwerf Kromhout
Voorgevel van de Kromhoutvestiging aan de Ketelstraat
Museumwerf Kromhout aan de Nieuwe Vaart met molen De Gooyer op de achtergrond, 2022

De Kromhout Motoren Fabriek was een motorenfabriek te Amsterdam die een groot deel van de 20ste eeuw actief was, oorspronkelijk als bouwer van scheepsmotoren later van vrachtauto's en autobussen.

De werf 't Kromhout ontstond in het midden van de achttiende eeuw langs een historische Amsterdamse zeedijk, die nu bekend is als de Hoogte Kadijk. De werf dankt zijn naam aan Doede Janzn. Kromhout, wiens vrouw in 1757 een terrein kocht waar eerder een tweetal ankersmeden hun ambacht uitgeoefend hadden, zodat haar man zijn beroep kon uitoefenen. Op 11 maart 1867 werd de werf 't Kromhout aangekocht voor de 17-jarige Daniël Goedkoop, lid van een uit Overijssel afkomstige familie die zich omstreeks 1800 in Amsterdam gevestigd had. Zes jaar later stond hij alleen aan het roer en al in 1874 liet hij een stoommachine op het terrein installeren om de nodige boor-, zaag-, pons- en knipapparaten daarmee aan te drijven. Er werden onder zijn leiding met 30 tot 50 arbeiders vooral ijzeren (en later ook stalen) schepen gemaakt, zowel voor de kust- als de binnenvaart.[1] De familie Goedkoop hield zich bezig met allerlei werkzaamheden op en langs het water, zo exploiteerde zij al vanaf 1860 een sleepdienst met stoomboten op het in 1824 geopende Noord-Hollands kanaal. Als er schepen zijn, moeten ze ook worden onderhouden en dat was de reden dat de verlaten en verwaarloosde werf 't Kromhout door hen aangekocht werd. Eerst bouwde men - onder de firma Kloos en Goedkoop, vanaf 1873 onder de naam D. Goedkoop Jr. - nog houten schepen, maar men ging al snel over op de bouw van ijzeren schepen. In 1887 overdekte men de werf met een kap waarvan de geklonken spanten afkomstig waren van een hal die gebruikt was op een Wereldtentoonstelling, later werd ook nog een elektrische verlichting aangebracht. In 1894 ging het beheer over aan de tweede generatie Goedkoop, Daniel Goedkoop Dzn, waarbij in 1899 broer Jan zich voegde. Onder hun leiding werd ook de machinefabricage en ketelbouw ter hand genomen. Zo werd in 1900 de eerste stoomketel afgeleverd. Ook de fabricage van scheepsmotoren werd beproefd en in 1904 slaagde men erin een betrouwbare viertakt petroleummotor op de markt te brengen. Deze werd al snel succesvol.

Motorenfabriek

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1908 verhuisde de motorenafdeling van Kromhout naar een nieuwe fabriek aan de Ketelstraat in de Nieuwendammerham in Amsterdam-Noord, grenzend aan het IJ. De scheepswerf aan de Hoogte Kadijk werd in 1911 verkocht aan de naastliggende scheepswerf.

In 1911 ging Kromhout een nieuw ontwerp tweetaktmotor produceren, de R.O.-Kromhoutmotor van 35 pk. R.O. stond voor Ruwe Olie en dat betekende dat de motor op veel verschillende brandstoffen (van petroleum tot gasolie) kon lopen. Al snel moest de fabriek uitgebreid worden, vanwege de grote vraag naar deze motoren. Een volgend eigen ontwerp was de Hogedrukmotor uit 1926. De jaren twintig waren voorspoedig voor Kromhout, wat wel blijkt uit de gemiddelde dividend-uitkering: 7%. Maar met de crisis aan het begin van de jaren 30 kelderde de omzet. Er was fors geïnvesteerd waarop flink afgeschreven moest worden. Kromhout zocht nieuwe, verwante activiteiten en in augustus 1932 werd een licentiecontract gesloten met de firma Gardner te Manchester voor de bouw van snellopende viertakt dieselmotoren, geschikt voor auto's, schepen en stationair gebruik. De Kromhout-Gardner motoren werden onder meer toegepast in autobussen, vrachtwagens en tractoren, als eerste in bussen van het Amsterdamse vervoersbedrijf.

Productie vrachtwagens en bussen

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1935 kwam Kromhout met eigen vrachtwagens op de markt. Het eerste zelfgebouwde chassis was voor een autobus van de NACO. Een verscheidenheid aan chassis en motoren voor vrachtauto's en bussen zorgde ervoor dat Kromhout een grote populariteit genoot. Deze hele specialisatie werd in mei 1935 ondergebracht in een aparte nv, de Kromhout Auto Industrie. Voor de ontwikkeling van een eigen auto-dieselmotor kreeg Kromhout forse financiële steun van de Nederlandse overheid in de vorm van garantiebedragen.

Vliegtuigmotoren

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1939 werd ook een licentie-overeenkomst gesloten met het Engelse Armstrong Siddeley voor de bouw en verkoop van Genet Major zevencilinder stermotoren van 165 pk, voor vliegtuigen. 25 van deze motoren werden besteld voor de Fokker S.IX, bestemd voor de LVA (de bestelling betrof 20 vliegtuigen). Vanwege vertraging tijdens de productie zijn deze licentie motoren alleen in de laatste 9 van de serie ingebouwd. Tijdens de oorlogstijd werden houtgasgeneratoren voor auto’s geproduceerd. Aan het eind van de oorlog was het bedrijf, net als veel andere in de buurt, leeggeroofd door de bezetter.

Na de bezetting is het bedrijf weer opgestart, aanvankelijk voor de reparatie van motoren. Daarna werden vele vrachtauto's en bussen met Kromhout-Gardner-motoren gebouwd voor Nederlandse afnemers. Vooral in het stadsvervoer van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag reden vele Kromhoutbussen. Bij het streekvervoer was Kromhout echter minder succesvol. De prototypen die geleverd waren aan GADO, NBM en NTM, dochterondernemingen van de Nederlandse Spoorwegen, leidden niet tot verdere bestellingen, want de NS gaf de voorkeur aan het Britse Leyland-product. Hierdoor kreeg Kromhout het steeds moeilijker, mede door de binnenlandse concurrentie van het sterk opkomende DAF. In 1949 richtte Kromhout met 3 andere Nederlandse motorenfabrikanten de motorenfabriek Samofa op, met een fabriek te Harderwijk, bedoeld voor de productie van dieselmotoren met klein vermogen. De verkoop van de SAMOFA-motoren lag bij Kromhout die daarvoor onder meer de helft van de aandelen van de nv Hollandsche Motorboot te Amsterdam overnam. Ook in 1949 werd gestart met een samenwerking met Leyland Motors Ltd., voor de fabricage van chassis. In 1952 verkreeg Kromhout bijna de helft van de nv Leyland-Holland. Ten slotte was het bedrijf, samen met Aviolanda, ook betrokken bij de helikopterindustrie. Kromhout was in 1955 met Aviolanda oprichter van de Nederlandse Helikopter Industrie, waarin Kromhout tot 1959 deelnam.

In 1958 stopte Kromhout met de bouw van vrachtauto's en bussen. Motoren werden nog steeds gemaakt. De productie van vrachtwagens werd overgenomen door carrosseriebouwer Verheul. Toen deze hiermee in 1962 stopte kwam na ongeveer 2000 stuks een eind aan het merk. In 1966 werd Kromhout onderdeel van Stork dat de productie overhevelde naar de motorenfabriek in Zwolle. In 1969 volgde de definitieve sluiting. De fabriek in Zwolle is in 1989 overgenomen door Wärtsilä. De fabrieksgebouwen aan de Ketelstraat, Amsterdam-Noord zijn daarna door Stork gebruikt voor de productie van machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Nadat ook daaraan een eind kwam worden de gebouwen gebruikt als evenementenhal en restaurant.

Kromhoutmuseum

[bewerken | brontekst bewerken]

De oude Kromhoutwerf aan de Nieuwe Vaart werd in 1967 gesloten en door sloop bedreigd. Een aantal mensen die zich betrokken voelden bij de historische plek verenigde zich in Stichting Werf 't Kromhout. Door een ruime bijdrage van het Prins Bernhard Fonds kon de stichting in 1975 zowel de grond als de opstallen aankopen, waarna de werf een rijksmonument werd.[2] In 1973 is hier het Werfmuseum 't Kromhout gevestigd met diverse oude Kromhout-motoren die draaiend kunnen worden bekeken. Verder is er een originele en nog werkende smederij te zien die stamt uit de 19e eeuw.

Veel vissersschepen hadden vroeger een Kromhout-motor. Dit wordt nog bezongen in het nummer Stampen en rollen van de band Zijlstra.[3]

Portretten van Kromhout-producten

[bewerken | brontekst bewerken]

Bronvermelding

[bewerken | brontekst bewerken]
  • De Autogids over Kromhout
  • Werfmuseum 't KROMHOUT
  • Nieuwendammerham, een eeuw lang bedrijvigheid (1998) van Adrie Karreman e.a. (Historisch Centrum Amsterdam-Noord)
  • 'Een drama in drie bedrijven. Arbeid en kapitaal in de Amsterdamse grootmetaal' (1981) van Vladimir Mars, in: Werken rond het IJ (SUA), 142-194
  • J.C. Westermann, Kagen, clippers, werven en motoren (Amsterdam, 1942)
Zie de categorie Kromhout van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.